Hoorn en Trombone

De hoorn en de trombone behoren beide tot de koperblaasinstrumenten.

De hoorn bestaat simpel voorgesteld uit een mondstuk met daaraan een opgerolde buis die uitmond in een klankbeker. Bij de jachthoorn is het niet meer dan dat. Bij deze hoorns kan men alleen een beperkt aantal noten (de natuurtonen) spelen. In de eerste helft van de 19e eeuw werden de ventielen uitgevonden waardoor alle noten kunnen gespeeld worden. Ook zijn er stembuizen (info) voorzien die een juiste stemming mogelijk maken.

3 draaiventielen (info) zijn op de hoorn voorzien om de toonhoogte te veranderen. Deze ventielen worden bediend door 3 ventiellepels die je kan indrukken. Het is een transponerend (info) instrument, meestal gestemd in Fa of Sib. Er bestaan hoorns die door middel van een extra ventiel de eigenschappen van de twee combineren. Daarom noemt men ze dubbelhoorns.

De hoorn wordt vastgehouden met de hand aan de klankbeker. Wanneer de hand als demper volledig in de klankhoorn gestoken wordt klinkt de toon natuurlijk gedempter, maar ook een halve toon hoger. Wij gebruiken in de harmonie de hoorn in fa. Deze klinkt iets zachter en mengt beter met bv de klarinetten dan de Sib-hoorn. De hoorn heeft een totale lengte van ongeveer 3,80m.

Bekende hoornisten zijn : Hermann Baumann, Dennis Brain, Karel Heylbroeck.

Het beluisteren waard zijn de hoornconcerto’s van Mozart en de grand messe de St Hubert (eigenlijk geschreven voor jachthoorns)

De trombone heeft een klankbuis die bestaat uit 2 buizen die over het grootste deel van hun lengte in elkaar kunnen geschoven worden. Samen met het veranderen van de lipspanning wordt door het verlengen of verkorten van de buis de toon lager of hoger. In deze vorm is de tenortrombone gemaakt. Deze is in ons orkest de meest gebruikte. Ze is gestemd in do, heeft een bereik van 2,5 octaven en een totale lengte van ongeveer 270 cm. De trombone heeft een scherpe, zeer herkenbare toon.

Men kan de totale lengte van de buizen vergroten door enkele bochten toe te voegen aan het instrument. Door een ventiel (het kwartventiel) te openen kan men deze buizen inschakelen, waardoor er lagere tonen gespeeld kunnen worden. Het bereik wordt dus naar onder uitgebreid.

Helemaal lager gestemd is de bastrombone. Hier zijn de buizen verlengd door nog enkele extra bochten.

Eigen aan de trombone is dat buiten de noten zelf ook perfecte glissando’s kunnen gespeeld worden.
Ze is in praktisch ieder muziekstuk onmisbaar, dikwijls als opvallende begeleider, maar soms ook als solo-instrument. Het wordt in zowel klassieke muziek, de hafabra-wereld (info) als de jazzmuziek gebruikt. In de popmuziek komt ze zeer weinig voor.

Bekende trombonisten zijn : Christian Lindberg, Glenn Miller, Tommy Dorsey, Slide Hampton en Joseph Alessi.

Het beluisteren waard : De trombonesolo uit de bolero van Ravel, het tromboneconcerto van Rimskij-Korsakov, verschillende jazzopnames van o.a. Slide Hampton