Fluit

De eerste dwarsfluiten werden uit hout gemaakt, de moderne piccolo’s worden nog altijd gedeeltelijk of helemaal uit hout gemaakt. Daarom worden ze tot de houtblaasinstrumenten gerekend.

De dwarsfluit bestaat uit een cilindrische buis die aan één zijde open. Het andere uiteinde is gesloten, maar bovenop de fluit is hier een mondgat gemaakt. Door tegen de rand van het mondgat te blazen ontstaat een trilling van de uitgeblazen lucht en dit geeft dan geluid. Op de buis zijn kleppen geplaatst. Door deze kleppen af te sluiten kan de toonhoogte veranderd worden.

De dwarsfluit bestaat uit drie delen : het voetstuk, het middenstuk en het kopstuk. De piccolo bestaat uit slechts twee delen. Door deze delen meer of minder ineen te schuiven of door de lipspanning aan te passen kan de stemming nog veranderen. De fluit heeft een omvang van 2,5 tot 3 octaven. De lagere tonen kunnen verkregen worden door de kleppenmechaniek, maar voor de hogere tonen moet overgeblazen. Dit wordt bereikt door een veranderde mondstand en door krachtiger blazen. Een fluit is ongeveer 66cm lang. Een piccolo is half zo lang en klinkt dus een oktaaf hoger. Ze zijn beide gestemd in do en zijn dus niet transponerend (info).

Theobald Böhm(info) wordt aanzien als de vader van de moderne dwarsfluit. Hij was in zijn tijd ook een zeer bekend fluitist.

Bekende fluitspelers zijn : Marc Grauwels, James Galway, Jean-Pierre Rampal, Chris Hinze, Tijs Van Leer, Ian Anderson en Herbie Mann.

Werken voor fluit heeft bijna iedere klassieke componist geschreven. De concerto’s van Bach, Mozart, Vivaldi en Haydn zijn zeer bekend. Nog het beluisteren waard : Francis Poulenc : Sonate voor fluit en piano, Claude Debussy : Syrinx. In de popmuziek is vooral het werk van Jetro Tull en Tijs Van Leer bekend. In de jazz is Herbie Mann bekend.